HET BILLENNIUMMONUMENT IN DOORNIK
Thea-Warrior
Door het koudere weer nodigt het Bisschopsplein op zondag 3 maart 2019 niet tot dralen uit. Natuurlijk weet ik daar en dan niet wat ik nu in 2021 allemaal weet. Het is stil op het plein. Korte tijd richt ik mijn aandacht op de westgevel van de Kathedraal. Rechts van me het Bisschoppelijk Paleis, links het Huis van de Oude Priesters.
Een infobord vertelt dat dit Huis in de periode 1755-1760 is opgetrokken, maar bisschop Walter de Marvis heeft de Stichting Oude Priesters reeds in de 13e eeuw opgericht. Een sociale actie, immers het voorkomt dat priesters die met emeritaat zijn de bedelstaf moeten opnemen. Op de eerste verdieping wordt de kapittelbibliotheek gehuisvest.
Om opgenomen te worden moeten de priesters afstand doen van hun wereldse goederen, en ze moeten een bed en een zilverstuk van minstens 8 ons meebrengen. Als een kandidaat daarvoor te arm is, moet hij bij de maaltijden verzaken aan zijn gedeelte van de wijn, totdat op die manier de prijs is bereikt van de goederen die hij bij intrede had moeten inbrengen.
Ik zie zo'n oude man al zitten bij een glaasje water, terwijl de anderen een kannetje wijn leegdrinken!
Rond 1800, na de Franse Revolutie die niet zoveel met de geestelijkheid opheeft, wordt de kapittelbibliotheek omgevormd tot gemeentebibliotheek van Tournai. In mei 1940 gaat deze bibliotheek in vlammen op, slechts 23 van de 247 kostbare manuscripten worden gered.
Het infobord noemt speciaal de 'Roman de la Rose', en het wereldwijde web vertelt me dat dit een 13e-eeuws liefdesgedicht is. Het gehele werk bestaat uit ongeveer 22.000 achtlettergrepige verzen, die paarsgewijs rijmen. Wat een werk! Wat een creativiteit! Wat een doorzettingsvermogen! Elke zin acht lettergrepen!
Twee met name bekende auteurs hebben aan dit gedicht gewerkt. De eerste is Guillaume de Lorris, hij verwoordt de hoofse liefde: een hoveling probeert zijn geliefde (de Roos) het hof te maken. Mogelijk sterft de Lorris voor het werk af is, want een onbekende auteur lijkt dit eerste deel af te maken. De tweede auteur is Jean de Meun. Enkele decennia later schrijft hij bijna 18.000 verzen Terwijl de Lorris ogenschijnlijk voor de adel schreef, lijkt de Meun zich op de burgerij te richten. Meer dan de Lorris pronkt hij met zijn kennis en hij uit scherpe kritiek op het reilen en zeilen in de maatschappij en op de hogere standen. Het geheel moet een mooie illustratie vormen van het leven in de dertiende eeuw. In de Meun's verzen wordt de vrouw, jammer genoeg, meer een lustobject. Wie zal het zeggen; misschien komt dit meer overeen met de werkelijkheid van de middeleeuwen.
Maar... in Doornik ben ik nu eigenlijk op zoek naar het Billeniummonument 2000 van Rafaël Verjans. Dus gaan we via de Fausse Porte op de zuidwesthoek van de Kathedraal terug naar de Vieux-Marché-aux-Poteries. Vervolgens wandelen we langs het Belfort naar de Grote Markt en duiken we aan de zuidkant daarvan de Réduit des Sions, een smal straatje, in. Via de Rue Massenet komen we in de Rue Saint-Georges.
Sint-Joris... de drakendoder! Ik mag hem omdat hij naar mijn idee veelvuldig daar wordt afgebeeld waar zich een energielijn - een Aardedraak - bevindt. Met zijn speer wijst Sint-Joris veelvuldig de ligging van 'de Draak' aan.
Bij de Tour Saint-Georges in deze straat staan we stil. De toren behoort tot een stadspoort uit de eerste omheining van de oude stad Tornacum. Een infobord vertelt dat de eerste stadsomheining twaalf poorten en een lengte van 2.720 meter heeft gekend. Tja, de rijke stadsbewoners hebben heel wat moeten doen om zichzelf te beveiligen.
Ik wichel in de omgeving en tref een smalle energielijn die schuin van zuidwest naar noordoost door de toren gaat. Veel opvallender is de brede energielijn die in de lengte van het wegdek ligt. Het geeft me wat om over na te denken. Eigenlijk is het vrij logisch; mensen hebben volgens mij over energielijnen naar de stad gelopen, waardoor wegen zijn ontstaan. Als er dan stadswallen en -muren worden aangelegd, komen de stadspoorten met grote waarschijnlijkheid op de reeds bestaande wegen terecht. Ik neem deze gedachte beslist mee om haar in andere plaatsen, waar zich oude ommuurde centra bevinden of hebben bevonden, te toetsen.
In dit Doornikse Quartier bevinden zich meerdere interessante musea, onder andere het Folkloremuseum en het Museum van de Militaire Geschiedenis. Maar (niet lachen!) ik hoef maar naar mijn man te kijken om te weten dat ik beter kan doorlopen; hij kan geen gebouwen met verzamelingen meer aan, terwijl we op vakantie in het buitenland niet ieder onze eigen weg gaan. Derhalve zijn we snel bij de Boulevard Bara.
Bij de Dienst voor Toerisme heb ik op het wereldwijde web een afbeelding van het Billenniummonument met een zebrapad gezien. Geen herkenbare straat, maar op basis van deze foto verwacht ik het monument ergens langs de boulevardring rond het centrum aan te treffen, want de boulevards, ontstaan door het afbreken van jongere stadsmuren en -wallen, zijn breed en kennen zebrapaden. Toch handig even bij de Dienst voor Toerisme te zijn geweest.
Feitelijk ben ik er rechtstreeks naartoe gelopen. Op de zuidwesthoek van de kruising van de Rue Saint-Martin (of de N508) met de Boulevard Bara (of eigenlijk met de parallelweg, de Boulevard des Frères Rimbaut) ontdek ik de replica van het monument uit Tongeren van kunstenaar Raf Verjans. Het Billenniummonument 2000 blijft de oorsprong van mijn Queeste. Loopt er een energielijn doorheen? Zeker, een beetje schuin, dwars erop: een zachte, serene, liefdevolle energielijn.
Deze energielijn gaat niet naar de Kathedraal van Onze-Lieve-Vrouw, zoveel is zeker. Waar dan wel naar toe? Ik heb wel een idee, maar mijn hoofd gonst van alle opgedane indrukken en op deze dag ben ik het volgen van energielijnen moe; het kost behoorlijk veel wilskracht om me telkens zo te ontspannen dat ik de lijnen goed kan waarnemen.
Naar aanleiding van het infobord bij het monument met de 'Carte historique de Tournai' besluiten we dat het tijd is voor een gewone wandeling. Wat te denken van een wandeling in de stad heen en weer langs de Schelde? Normaliter pept mijn energie door het wandelen langs water weer op. We steken dwars door het centrum en wandelen even later richting het westen langs de Scheldekade. De 'Pont des Trous', de 14e-eeuwse waterpoort aan de westkant, is sprookjesachtig.
Hierna wandelen we aan de noordkant van de Schelde naar de meest oostelijke brug in het centrum, waarop we door de straten van de stad terugkeren richting ons logeeradres. Op de Place Reine Astrid rijst de Kathedraal van Onze-Lieve-Vrouw magistraal boven de omliggende bebouwing uit. Het lagere romaanse schip aan de westkant is natuurlijk niet te zien.
Aan de Grote Markt warmen we onze enigszins verkilde lijven op bij 'La Tradition Française' tijdens wat de Tournaisiens een 'sneukelpauze' noemen. Terug in ons verblijf ben ik blij languit op bed te kunnen liggen lezen. Het rijk geïllustreerde boekje van Florian Mariage over de Onze-Lieve-Vrouwe-Kathedraal van Doornik, gekocht bij de Dienst voor Toerisme, biedt me het nodige kijkplezier en een schat aan informatie.
Bronnen
- Mariage, F. (2014). Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Doornik. N. Plouvier - Maison du Tourisme de Wallonie picarde.
- Roman de la Rose. Op 5 april 2021 van https://nl.wikipedia.org/wiki/Roman_de_la_rose
---> 203 ROMEINEN EN MEROVINGERS IN DOORNIK - Ontelbare Voetstappen