DE STEEN ONDER HET ALTAAR
Thea-Warrior
Stap voor stap kom ik richting het einde van het verhaal van mijn reis naar Guatemala en Mexico, bijna terug bij de profeten in Doornik. In 2004 vindt nog een bijzondere gebeurtenis plaats die betrekking heeft op de reis; op 20 maart besluit ik vrijwel onmiddellijk na het avondeten naar bed te gaan. Ik wilde van deze zaterdag een actieve dag maken, maar het is een zeer inactieve geworden en ik voel me intens koud van binnen.
Ik lees een boek over Rome, want daar willen we nog graag samen naar toe, en al lezend realiseer me dat er zó veel is in die stad dat àlles niet te zien is èn dat ik me ook niet zou kunnen verbinden met het wezenlijke van al het aanwezige.
Ik vergelijk het met het gegeven dat honderden diamanten geen toegevoegde waarde hebben; geen ontroering in het hart teweeg kunnen brengen, terwijl een enkel klein bloemetje dit met gemak presteert. Eigenlijk is me dit in Wenen ook reeds overkomen. Overvoerd als ik me voel, raak ik in een soort trance.
Ik zie mezelf zitten op een soort krukje in de behandelkamer van Don Julian in Palin. Ik kijk niet naar het altaar maar naar Don Julian die tegen de muur staat naast zijn oude altaar. ik kijk dus langs het (grotere) altaar heen. Aad staat linksachter mij. Links van hem is de deuropening naar buiten toe.
Ik heb een steen gepakt die onder het altaar lag van Don Julian. Hij vindt het niet helemaal geweldig, want hij twijfelt of ik aankan wat ik naar aanleiding van de verbinding met die steen doormaak. Hij maakt Aad, die op zich vol vertrouwen is, wat ongerust. Ikzelf wil de kracht van deze niervormige steen, die qua vorm sterk lijkt op de steen, gewoon ervaren.
Uit de steen in mijn handen komt een enorm grote zwarte figuur. Het is een reus, een enorme man. We staan ergens buiten op een grote open vlakte omgeven door bergen. De reus lijkt geheel te bestaan uit zwarte 'stof'. Hij pakt mij in zijn rechterhand, knijpt zijn vingers om mijn lijf en brengt mij omhoog. Hij buldert: Ik ga je opeten.
Door mij schiet heen: Doe maar, als je dat doet, gebeurt er niets anders dan dat je mij verenigt met je eigen kracht.
Dan vermaalt hij mijn lichaam in stukken tussen zijn tanden.
Zittend op het krukje in Don Julians kamer trek ik vreemde gezichten, want het is een bizarre ervaring in stukken uiteengereten te worden. De rillingen lopen me aan alle kanten langs mijn rug. Don Julian slaat de schrik om het hart: Als ik het maar aankan!
Ik voel hoe Aad achter mij, mij steunt met al zijn liefde en kracht.
Ondertussen ervaar ik hoe ik in brokken door het slijmerige verteringsstelsel van de reus opgenomen word. Na een korte tijd poept hij mij uit. Ik ben weer een geheel. Een kleine-geest-Thea. Ik ben omgeven door een zachte, ronde, lichtbruine bijna diarree-achtige rondgedraaide drol. De stank is enorm. Ik steek mijn hoofd uit de drol en ik schater het uit van het lachen. Wat is dit ontzettend vies.
Op mijn krukje schater ik ook van het lachen. Don Julian vindt het maar niks, hij is echt doodsbenauwd dat ik nu in de psychiatrie thuishoor: voor goed gek.
Ikzelf, ik-geest-Thea, stap echter uit de drol en schud de zachte massa links en rechts van me af. Dan loop ik door een bos naar een kristalheldere beek. Aldaar was ik de restanten poep van me af en voel de kracht van het koude, stromende water haar werk doen. Ik denk: Zo, nu heb ik de kracht van de reus.
Terwijl ik dat denk, verander ik in een enorme vrouwtjesreus. De manreus staat naast me, hij is niet meer gemaakt van zwarte energiestof, maar draagt enorme kleren, net als ik. Op de een of andere manier is hij mijn maatje en niet teder of zo, maar op een wat robuuste manier mijn partner.
Echt denken doe ik-Thea niet meer... daarvoor ben ik veel te veel Reuzin. Ik-Reuzin weet in elk geval wat mijn kracht is. Mijn man staat naast me te kijken en ergens verderop maken mensen ruzie of is er een oorlog aan de gang. Ik-Reuzin houdt mijn beide onderarmen vooruit en strek de vingertoppen van mijn beide handen omhoog, de duimen vlak bij elkaar. Er gaat een enorme kracht van mijn handen uit. De mensen zien mij-Reuzin niet, maar verward stoppen ze met oorlog voeren.
Dit is de kracht die ik van de niervormige zwarte steen onder Don Julians altaar kreeg: als ik dat wil kan ik het oorlogvoeren of de agressie tussen mensen stoppen door met mijn handen hen te bezweren. Ik kan agressie vernietigen.
Na deze ervaring ben ik blijkbaar in slaap gevallen.
Drie avonden voor deze ervaring heb ik in een van de boeken van Norbert Muigg gelezen hoe hij in een Bendiktijner-klooster, de Propstei St. Gerold, via de schedel van Sint Gerold heeft kennisgemaakt met de kracht van de Dood. Norbert accepteert dat samenwerken met de zogenaamd zwarte krachten net zo belangrijk is als samenwerken met de krachten van het licht. Na zijn ervaring krijgt Norbert van een vriend een wit doodsmasker - in Oostenrijk is de witte dood, een dood door een lawine - en later treft hij in Chichicastenango een jaden beeld van Kemé, de Hoeder van de vlakten van de Onderwereld van de Maya's. Beide stelt hij op onder zijn altaar in de piramide van To-Om-Ra, welke hij in Guatemala heeft gebouwd. Blijkbaar horen de krachten van het licht op het altaar te staan en de krachten van het donker eronder.
Op 22 december 2003 intrigeren de vuile, stenen figuren onder het altaar van Don Julian mij minstens zo hard als wat dan ook in die behandelkamer van Don Julian. Ik heb niet voor niks foto's gemaakt toen hij er 's middags nog niet was... niet dat ik een foto nodig heb om me met de oorspronkelijk ogenschijnlijk geelwitte steen te vereenzelvigen. Ik vraag me af of ik zijn vrouw toestemming gevraagd heb of ik mocht fotograferen. Het kan zijn van wel, maar ik weet het gewoon niet zeker... zo niet dan was het fotograferen aardig stout.
Eerder dan ik heeft Don Julian geweten dat ik 'de donkere krachten' al had leren kennen. Hij moet het geweten hebben toen ik hem vertelde Jaguar te zijn geweest. Onbewust ben ik me heel langzaam - maar zeker - gaan afstemmen op de energie van die vuile, niervormige steen. Daarom werd zaterdag 20 maart zo'n inactieve dag, een dag die zomaar voorbijging, en daarom ben ik op deze dag zo in-en-in-koud geworden. De koude energie ìs de energie van de 'zwarte' steen.
Zonder direct fysiek contact ben ik geïnitieerd. Mijn verbinding met Don Julian is heel sterk... het wordt tijd dat ik een bol glas met water vul en bewust daarin ga kijken om stralende dankbeelden naar hem toe te zenden. Niet dat we het zonder glas niet kunnen...best wel, het gaat vanzelf...
Als ik nu - 16 maart 2021 - terugkijk, dan is de energie van de steen koud, hetgeen feitelijk betekent dat de Energie van Reuzen niet warmbloedig maar koudbloedig is. Om de Kracht 'Het Stoppen van Agressie' tot het Kwade te rekenen... nee, dat is onzin.
Of ik in de tussenliggende jaren iets met deze Kracht - deze Kwaliteit - heb gedaan? Nee, het lijkt me een enorm machtige Kracht aan de ene kant en ik ben absoluut niet op macht in de wereld uit, trek me honderdduizend keer liever terug, en ik heb steeds getwijfeld aan de andere kant; hebben de warmbloedige mensen de oorlog niet nog een tijdje nodig?
De media helpen beslist, beelden van de pijn en ellende in oorlogen, laten mensen zich realiseren dat oorlog niet het middel mag zijn, maar er zijn nog veel mensen die hun ogen sluiten voor hun eigen werkelijkheid, die wapens maken, verkopen en gebruiken, die drugs produceren en anderen drogeren... mensen die ogenschijnlijk geen besef hebben van wat ze aan het doen zijn. Daarnaast ben ik heel stellig ervan overtuigd dat de natuur ons gaat helpen 'het juiste' te doen... we zijn wel degelijk met zijn allen op weg naar de Duizendjarige Vrede.
Nogal cynisch! Ooit vroeg een goede vriend me - naar aanleiding van een oorlog met duizenden doden en de ontwikkeling van de neutronenbom - tamelijk wanhopig hoe de mensen ooit tot vrede zouden kunnen komen. Mijn antwoord: "Dat is vrij gemakkelijk... als alle mensen zo ongeveer dood zijn, heerst er Vrede op Aarde!"
De vrede hoeft niet kwaadschiks bevochten te worden... het kan goedschiks, maar wat zal dit een individuele zelfbeheersing - ook als het om seks gaat - en overgave aan de cyclus van leven en dood vergen.
O... ik weet trouwens waar ik-Reuzin me met de Reus bevond! Ik ben er in de gewone wereld nooit geweest, maar ik herken de bergen! Het is in Peru... in Machu Picchu.
Bronnen
- Muigg, N., (1999). Sprache des Herzens - Begegnungen mit Weisen der Maya. Wien: Ibera Verlag.
---> 196 THINGS CHANGE - De Strijd van een Krijger