185 REIZEN IN DE GEWONE WERELD

27 december 2003 - Vulkaan San Pedro bij het Heilig Meer Atitlán.
27 december 2003 - Vulkaan San Pedro bij het Heilig Meer Atitlán.

VAN PANAJACHEL NAAR BONAMPAK

Thea-Warrior

 

Wat beknopter vertellen, dat is de bedoeling! 27 december telefoneer ik 's ochtends in Panajachel met een dependance van het reisbureau om de reis aan te passen. In plaats van om 16.00 uur met een shuttlebus naar Chichicastenango te rijden, vertrekken we om 12.00 uur naar Huehuetenango; dan zijn we vast meer in de richting van Mexico. Ons lijkt het eenvoudiger om vanuit Huehuetenango onze reis naar Mexico te organiseren. De beroemde kerk van Sint-Thomas en de Maya-markt in Chichicastenango missen we hierdoor, maar de serene ziel van de echte Maya-markt heb ik, denk ik, reeds in Palin gezien. Toerisme lijkt kwalitatief lagere energieën aan te trekken, meer oppervlakkigheid... sorry.

 

De wijziging brengt rust in de tent, maar ik moet vreselijk lachen als woestbebaarde chauffeur Daniël ons een papiertje laat zien op naam van 'Tensemans'. Inderdaad spanning heeft de laatste uren gekleurd. Als de shuttlebus Palin uitrijdt, neem ik snel een laatste foto van vulkaan San Pedro in de hoop dat de schedel in de begroeiing te zien is... ik geloof het niet, maar de mistige sfeer is magisch. Onderweg word ik gruwelijk wagenziek, het lijkt alsof het busje van links naar rechts over de weg sliert. Reizen in de gewone wereld is voor mij meer dan regelmatig een bezoeking.

Huehuetenango lijkt doods, maar hotel Casa Blanca is prima. Na wat zoeken blijkt de busterminal zich te bevinden op een goed half uur lopen vanaf het hotel. De receptionisten van het hotel zijn overbezorgd. Het is alsof ze verwachten dat we onmiddellijk beroofd worden: wandelen is absoluut niet de bedoeling. Er wordt een taxi besteld voor de volgende ochtend vroeg. Hebben we de goede keuze gemaakt? Misschien; de drie uren zonder stroom horen erbij, en laat ik over de bruiloft met het marimba-orkest - dat tot diep, diep in de nacht doorgaat en waarboven wij in bed liggen - maar niet verhalen.

 

Zondag 28 december staan we om vijf uur paraat om naar de busterminal te rijden. Een jongeman die zijn vrouw naar het werk brengt, brengt ons erheen, want de bestelde taxi laat het afweten. Het gewone openbaar vervoer is een feest. De bus raakt mudvol met passagiers. Aad en ik zitten naast elkaar op een smal bankje bovenop het linkervoorwiel; de meest stugge en voor mij beste plek. Onder onze benen kunnen we net onze tassen kwijt. Het wordt al gauw zo druk dat iemand voor Aad gaat staan, dus neemt Aad zijn tas op zijn knieën om zijn voeten naar achteren kwijt te kunnen. Dan stapt een redelijk forse dame in en zij gaat pardoes opzij van het bankje zitten en duwt Aad met haar achterste tegen mij aan. Ik zit stijf tegen de zijkant van de bus en begin lachneigingen te krijgen. De conducteur, een jonge jongen, hijst bagage bovenop de bus, en klimt hiervoor via de ramen naar buiten. Aan de buitenkant van de bus klimt hij via de ramen langs de zitplaatsen om bij de passagiers geld te innen.

Steeds meer personen komen de bus in. Het lijkt erop dat inwoners naar een markt gaan om waren te verkopen. Een dame van middelbare leeftijd draagt een grote gevlochten mand. Ze zoekt een beter plekje in het gangpad en kijkt me even aan. Dan reikt ze over Aad heen en heb ik haar enorme mand op schoot: een weeïg zoete geur stijgt op. Even ben ik benauwd dat ik onder het vet kom te zitten, maar volgens mij is de mand aan de binnenkant gevoerd met plastic. Er lijken tamales in te zitten: gestoomd maïsdeeg met een hartige vulling. Sniklachend zit ik klem achter de mand. Ondanks het gehavende wegdek en de af en toe ingestorte bergwand aan mijn linkerzijde zijn we vrij snel bij de Mexicaanse grens in La Mesilla. Tussentijds is de bus weer bijna leeggestroomd.

 

Via een ideale rechte weg en alsnog misselijk als een kat - ik! -door de vele drempels in het Mexicaanse wegdek bereiken we San Christobal de las Casas. De receptioniste van Hotel Posada Villata is wat verlegen als ze meldt dat de aangekondigde tv op onze kamer niet aanwezig is. Wij vinden het niet erg, maar krijgen spontaan toch korting.

Op verkenning in het stadje blijkt het een opvallend wit-blauw geschilderde kerk te bezitten. Er is een mis aan de gang, waarbij veel kinderen aanwezig zijn. Ik realiseer me dat het vandaag 'Onnozele Kinderen' is. Het lijkt of voor bij het altaar kinderen gedoopt of gezegend worden. 

We wandelen verder omhoog; een heuveltop op. Het stadje San Christobal de las Casas blijkt rondom deze top aangelegd te zijn: een cirkel in een cirkel. Het ontroert me omdat de symbolische betekenis hiervan 'ontmoeting met de voorouders' is.

 

De tijd vliegt. Op maandag 29 december reizen we met gewoon busvervoer naar Ocosingo. Onderweg staan huizen met net zo'n strodak als dat wat ik als ik-Panter heb gezien. In Ocosingo is het rustig. De caissière bij de busterminal verkoopt spotgoedkope buskaartjes, maar we kunnen pas 's middags om drie uur onze reis richting Palenque vervolgen. Te vermoeid protesteer ik niet, maar later zie ik wel degelijk op eerdere tijdstippen bussen naar Palenque te vertrekken. Waarom heeft deze vrouw ons tickets voor 's middags drie uur verkocht? Achteraf denk ik dat ze voor ons heeft besloten dat we wat tijd in Ocosingo doorbrengen en er wat geld spenderen of misschien heeft ze ingeschat dat het tijdstip midden op de dag voor ons te warm is om te reizen.

We wandelen rond het Centrale Plein: het turquoise gemeentehuis springt eruit. De onverwachte pauze blijkt geen straf; we genieten van een ontspannen siësta op de veranda van Hotel Central: een unieke ervaring in dit tropische gebied. Op een muur van het belendende pand staat 'Leven is een plezier'. Naast deze tekst een schildering van een archeologische site met Maya-tempels. Ik kom in de buurt! 

Na een moordzuchtig snelle afdeling vanuit Ocosingo arriveren we 's avonds in Palenque. De buschauffeur presteert het op absoluut onoverzichtelijke stukken weg grote vrachtwagens met benzinelading in te halen... ik zit met gekromde tenen.

 

Inchecken in Hotel Maya Tulipanes levert een zucht van verlichting op; wat een chique bedoening. Na de doorstane consternatie ga zelfs ik aan de alcohol: prima pina colada's.

 

Na een verkwikkende nachtrust ontdek ik op dinsdag bij het ontbijt dat de daken van de huisjes, die ik als ik-Panter heb gezien, inderdaad niet van stro of riet zijn. Ze zijn bedekt met bananenblad... in de hoteltuin staat een tiptop-versie.

De hotelmuren zijn prachtig versierd, ondermeer met een kaart van het gebied en 'soepele' jaguars.

Waarschijnlijk ben ik in de Andere Werelden geen panter maar een jaguar geweest. Het verschil - de jaguar heeft donkerder vlekken en is wat breder - heb ik gewoon niet gekend.

 

Vroeg in de morgen van 30 december komt gids Gabriël ons ophalen voor de reeds in Nederland geboekte excursie naar de Maya-ruïnes van Bonampak en Yaxchilan. Het vervoer is uitmuntend. Dieper in het oerwoud wordt de lunch geserveerd. De lucht is warm, de atmosfeer tropisch benauwd vochtig. Er staat water op de tafels en de houten zitstammetjes zijn doornat. Het voedsel staat er zo te zien al even. In tegenstelling tot Aad doe ik héél voorzichtig. Kort na de lunch moet hij zijn goede eetlust bekopen met riekende darmproblemen. 

Het is heerlijk om in het echt in het gebied te zijn waarin ik als ik-Panter - ik-Jaguar - heb geleefd. Op weg naar Bonampak zie ik even later huisjes staan, die nog meer lijken op de huisjes waarbij ik als ik-Jaguar belaagd werd: de wanden zijn echter niet van leem maar van hout.

 

Bonampak - Maya-tempels
Bonampak - Maya-tempels

Bonampak blijkt een schitterende Maya-tempelruïne te zijn. De hoge trappen zijn overdonderend breed. Ergens heeft het iets weg van een piramide. Een van de reliëfs op de stèles verbeeldt een koning met een vogel op het hoofd, zijn rechterhand steunt op een vajra of dorje. De bliksemschicht lijkt het boeddhisme of hindoeïsme dichterbij te brengen.

Is op een andere stèle een aderlating afgebeeld? Een derde reliëf houdt 'geen genade met de vijand' in, tenminste ik neem aan dat de afgebeelde schedel dit illustreert.

In tamelijk wijde, crème jurken - waarschijnlijk de kleding van de Lacandon-indianen - proberen meisjes voor heel hoge prijzen kleine jaguars van een zeer zachte houtsoort aan de toeristen te slijten. Zelfs als ik-Jaguar kan ik er geen kopen. Een man in dezelfde kleding lijkt toezicht te houden.

 

Hogerop is een van de tempeltjes mooi beschilderd. Wordt hier een feest afgebeeld? Centraal staat een koning die van alles aangeboden lijkt te krijgen. Een rij personen loopt op de koning toe. Wat dragen zij? Flambouwen, muziekinstrumenten? Omdat er enkel een deur in het tempeltje zit, is het er donker. Zonder flits is fotograferen toegestaan, derhalve zijn scherpe opnamen ver te zoeken, maar de kleurigheid van het oker, turquoise, rood en roestbruin biedt overdonderende schoonheid.

 

Na Bonampak is het op naar de ruïnes van Yaxchilán... daar waar ik in de Andere Werelden als Jaguar heb gewoond en waar ik Bird-Jaguar ben geweest!