DOOD VAN DE PRIESTER, EN NAWEEËN
Thea-Warrior
In 1122 verlaat Ailbertus de gemeenschap in Clairefontaine. Blijkbaar wil hij oude vrienden bezoeken in de buurt van Kloosterrade. Voorvoelt hij zijn eigen sterven?
Volgens de Annales Rodenses (Augustus & Jamar, 1995) geschieden er weer enkele wonderen aan Ailbertus.
Zo wordt de priester vrijgesproken van diefstal van een paard en wat kleding, omdat het - vooraf ogenschijnlijk ongetemde - paard met de kleding op de rug rustig terug komt lopen... bij de galg waaraan men Ailbertus wil hangen.
Daarnaast blijkt hij precies op tijd te zijn bij kasteel Dyck om Rether op zijn sterfbed te bezoeken. Ooit heeft Ailbertus deze man beloofd bij zijn begrafenis aanwezig te zijn, en aangezien hij er als bij toeval is, kan Ailbertus hem het Heilig Oliesel toedienen alvorens de man overlijdt.
In het derde wonder komt de heiligheid van Ailbertus naar voren: als hij in Sechtem op zijn sterfbed ligt, verandert tot drie keer toe water in wijn, en vlak voor zijn sterven vervult het gehele vertrek zich met een zeer zoete geur.
Ailbertus d'Antoing sterft op maandag 19 september 1122.
De Annales Rodenses melden dat Ailbertus bij leven heeft verzocht om in Kloosterrade begraven te worden, maar de dorpelingen van Sechtem begraven hem nog dezelfde avond buiten naast het koor; bij de kleine ingang aan de zuidzijde van de Sint-Nicolaaskapel. Als Adolf van Saffenberg de volgende dag - geroepen door een dienaar van Ailbertus - het lichaam van de bescheiden priester en stichter van Kloosterrade wil opgraven, weten de bewoners van Sechtem dat te verhinderen. Op zich past het goed bij de vredelievende aard van Ailbertus, dat Adolf niet pal na zijn overlijden met de inwoners van Sechtem vecht over het dode lichaam. Blijkbaar is in Ailbertus' verhaal materie nog steeds minder belangrijk.
In de volgende eeuwen zijn er natuurlijk onderhandelingen gevoerd om het lichaam van Ailbertus terug te brengen naar Kloosterrade. De lengte van de crypte is hiervoor mogelijk zelfs aangepast. Volgens Hardering (in Ramakers, 2008) meet de oorspronkelijke crypte in 1108 ongeveer zeven bij tien meter, met vier paar zuilen en waarschijnlijk ingangen aan de zijkanten. Na de verlenging in westelijke richting, volgens Hardering vóor 1167, bevat de crypte zeven zuilenparen èn een diepe nis in de dikke westmuur. Deze nis, ook genoemd een confessio, zou door abt Erpo voor een grafkist met de relieken van Ailbertus bestemd zijn.
Ramakers (2008) vertelt dat anderen menen dat de verbouwing van de crypte vlak vóor 1224 is geschied, omdat de crypte toen opnieuw is ingezegend.
Ondanks dat er een verhaal circuleert dat het lichaam van Ailbertus ondertussen wel naar Kloosterrade is gebracht en op een verheven plek is begraven, pelgrimeert rond 1737 kanunnik Johan Haghen naar het dorp Sechtem om de plek te bezoeken waar de stichter begraven is. Teleurgesteld komt hij in Kloosterrade terug; in de Sint-Nicolaaskapel zit geen deurtje aan de zuidkant, wel aan de noordkant.
In 1769 wordt echter aan de zuidkant een dichtgemetselde ingang ontdekt, en bij werkzaamheden in 1771 rond de fundering van het koor, worden vermolmde houten planken en bot gevonden. Von Monschaw, de eigenaar van de kapel, vraagt toestemming aan de aartsbisschop van Keulen om de stoffelijke resten van Ailbertus te mogen opgraven.
Op 15 oktober 1771 wordt het graf officieel geopend en op een diepte van anderhalve meter onder de plavuizen - ze graven vreemd genoeg niet buiten maar in de kapel! - wordt een houten kist met botten aangetroffen. De secretaris-notaris van Von Monschaw concludeert dat deze botten van Ailbertus zijn. Belangrijk argument: in de kapel is nooit begraven. Dit laatste is echter bewijsbaar niet waar.
Waarschijnlijk is kanunnik Haghen, sinds 1757 abt van Kloosterrade, wel tevreden; de stoffelijke resten van Ailbertus d'Antoing zijn gevonden. Naar het klooster gaan de resten echter niet; in afwachting van de herbouw van de Sint-Nicolaaskapel gaan ze naar de huiskapel in de Graue Burg van Von Monschaw.
In 1889 bezoekt Willem Everts, directeur van Rolduc, de Graue Burg. Als de schrijn op zijn verzoek geopend wordt, constateert hij dat het gebeente, zoals beschreven in verslagen van 1771, nog steeds aanwezig is.
Om een lang verhaal kort te maken: op maandag 29 juli 1895 wordt de schrijn opnieuw geopend en weet directeur Reinier Corten van Rolduc het grootste deel van de aangetroffen stoffelijke resten over te brengen naar de Abdij van Rolduc (Ramakers, 2008). De botten van priester Ailbertus d'Antoing worden veiliggesteld in een door architect-bouwmeester Pierre Cuijpers ontworpen sarcofaag, welke in het oudste deel van de crypte wordt gepositioneerd. Vanuit het oosten gezien, midden tussen het tweede en derde vrijstaande zuilenpaar.
Ramakers vertelt ook nog dat in 1995 drs. Panhuysen, met toestemming, de gevonden resten onderzoekt. Zijn conclusie luidt dat de resten afkomstig zijn van drie, mogelijk vier tot acht personen, onder wie in elk geval een kind, een vrouw en een man. Het materiaal wordt gedateerd rond 1530.
NIET ECHT - zoals te verwachten was - maar feitelijk is dit gegeven totaal onbelangrijk... de boodschap van Ailbertus d'Antoing is duidelijk: materie doet er minder toe.
In de intieme sfeer van de crypte is devotie voor priester en stichter Ailbertus meer dan genoeg, want wie in stilte, rustig en eerbiedig, binnen genoemde zuilenparen rond de grafkist loopt, kruist alle energielijnen in de crypte (en abdijkerk) èn gaat door de verticale energielijn.
Kun je het mooier en heiliger hebben?
Bronnen
- Abdijkerk Rolduc. 1 augustus 2020 van: https://nl.wikipedia.org/wiki/Abdijkerk_Rolduc
Geraadpleegd op 25 juli 2020 van https://www.dbnl.org/tekst/jama004anna01_01/jama004anna01_01_0002.php#063
- Lijst van abten van Rolduc. 2 augustus 2020 van: https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_abten_van_Rolduc
- Ramakers, E. (met Wolters, L.). (2008). Ailbertus - Kloosterstichter tegen wil en dank? Kerkrade: Stichting Ailbertus Rolduc.
---> 83 PERSONEN ROND PRIESTER AILBERTUS - Losse Eindjes