291 BIOGRAAF SULPICIUS SEVERUS

Op maandag 26 juli 2021 poseer ik voor mijn echtgenoot naast de gerestaureerde pandhofgang van de Sint-Maartensabdij in Doornik op de GELE ONDERBROKEN ENERGIELIJN in de noordoosthoek van de Franse siertuin.
Op maandag 26 juli 2021 poseer ik voor mijn echtgenoot naast de gerestaureerde pandhofgang van de Sint-Maartensabdij in Doornik op de GELE ONDERBROKEN ENERGIELIJN in de noordoosthoek van de Franse siertuin.

EERBETOON AAN MARTINUS VAN TOURS

Thea-Warrior

 

Als ik op 13 september 2021 voor het Museum voor Schone Kunsten van Doornik in de afgebroken kerk van de Sint-Maartensabdij heen en weer ren, heb ik geen enkel idee waar mijn actie mij later zal brengen. 

Ook nog geen idee van Sulpicius Severus die het leven van Sint-Maarten heeft beschreven. Ondertussen zijn er enkele ideeën gegroeid en daarom wil ik bij mijn afscheid van de abdij wat aandacht besteden aan genoemde hagiograaf en de heilige Martinus van Tours.

 

In 1997 heeft Patrick Lateur de Vita Martini van Sulpicius Severus vertaald. Hij vertelt dat advocaat Sulpicius veel van zijn aardse goederen heeft opgegeven om het ascetisch monnikendom van Martinus van Tours te volgen. Sulpicius Severus is minder streng voor zichzelf dan zijn bewonderde vriend Martinus, maar toch! Blijkbaar heeft een sobere leefwijze de nodige aantrekkingskracht in de hoge klasse van Gallo-Romeinse aristocraten. Eigenlijk is het de nieuwe manier om in de hemel te komen, want aan het eind van de vierde eeuw is de katholieke godsdienst verheven tot staatsgodsdienst en omdat daarmee de vervolging van christenen is gestopt, is het ideaal uit de derde eeuw om via van het martelaarschap in de hemel te komen niet meer haalbaar.

 

Biograaf Sulpicius Severus, die van ca. 363 tot ca. 420 na Christus, nabij Toulouse in het zuiden van het huidige Frankrijk heeft geleefd, voltooit eind 396 de levensbeschrijving van Sint-Maarten. In zijn vertaling 'Het leven van Sint-Maarten' heeft Patrick Lateur ook drie latere brieven van Sulpicius opgenomen. De eerste over hoe Martinus van Tours een beproeving van vlammen overwint; de tweede over hoe Sulpicius in een visioen de dood van Martinus verneemt en hoe hij hem ziet opstijgen naar de hemel (waardoor Martinus aan Sulpicius leert dat de hemel openstaat voor degenen die hem, Martinus wat leefwijze betreft, volgen) en de derde over het reilen en zeilen rond de begrafenis van bisschop Martinus.

Sulpicius modelleert zijn, naar mijn idee doortimmerde, verhaal wat vorm betreft naar de levensbeschrijving uit 365 van de heilige kluizenaar Antonius van Egypte (die van het varken!) opgesteld door Athanasius van Alexandrië. Daarnaast komen de wonderdaden van Martinus, de uitdagingen door de duivel en zijn devote leermeesterschap aan bod (Lateur, 1997) 

 

Wat mij persoonlijk raakt, is dat Sulpicius zich druk maakt over zijn eigen intentie. Hij schrijft aan een zekere Desiderius dat hij de Vita heel speciaal aan hem persoonlijk heeft geschonken en dat het niet de bedoeling is dat Desiderius het verhaal aan andere asceten laat lezen, maar als hij dat toch doet... dan moet hij de naam van de auteur (Sulpicius Severus) van het boekje wegkrabben: 'Zo zwijgt de bladzijde en laat zij de inhoud spreken - wat voldoende is - ...'

Met deze suggestie tracht Sulpicius Severus mee te gaan in de visie op leven en dood van Martinus. Met behulp van de vertaling van Patrick Lateur kan ik dit toelichten, de nadruk is van mij. Volgens Sulpicius Severus hebben namelijk tal van schrijvers zich in het verleden vergeefs aan studie gewijd en wereldse roem nagestreefd. Die stervelingen hebben namelijk gedacht dat ze door met de pen het leven van beroemde mannen als Hector en Socrates te verheerlijken de herinnering aan hun naam konden vereeuwigen. 

 

Sulpicius moet toegeven dat al is het NIET voor eeuwig hun geschriften toch enkele vruchten hebben opgeleverd, immers de schrijvers leven toch (tijdelijk en hoe ijdel ook) in de herinnering voort èn ze roepen bij het lezerspubliek een niet geringe drang tot navolging van de verheerlijkte (wijze of dappere) levens op, MAAR hun bekommernis heeft HELEMAAL NIETS van doen met het leven dat hij (en de andere asceten, namens Martinus) gelukzalig en eeuwig noemen.

Volgens Sulpicius is het dwaas om dergelijke schrijvers na te bootsen en hij vindt zelfs dat ze moeten worden bevochten

omdat ze zelf geen voordeel doen met de roem van hun geschriften die met de wereld zal verdwijnen, terwijl hun nageslacht ook weinig profijt lijkt te trekken van de lectuur: 

 

              'Door het menselijk leven alleen maar te beoordelen op grond van vergankelijke daden,

              stelden zij immers hun hoop in fabels en gaven zij hun ziel prijs aan het graf.' 

 

Volgens Sulpicius heeft een mens veeleer de plicht het eeuwige leven te zoeken. Een mens moet niet schrijven, strijden of filosoferen, maar een vroom, heilig en religieus leven leiden. Ondanks zijn eigen kritiek vindt Sulpicius het wel de moeite waard om EEN BIJZONDER HEILIG LEVEN dat kan aansporen tot ware wijsheid, hemelse krijgsdienst en goddelijke deugd te beschrijven. Èn hij rekent óók op eigen voordeel; hij hoopt op een eeuwige beloning van God... al zal de nagedachtenis van de mensen niet geheel waardeloos zijn.

 

Tsjah, waarom doe ik wat ik doe? Waarom ren ik rond in een afgebroken kerk en schrijf ik, in deze tijd waarin de hele wereld door het coronavirus en de klimaatverandering op zijn kop wordt gezet, op Levendweb? Ik denk dat ik wil aantonen dat er méér is, méér dan het aardse, méér dan materiële rijkdom. Ik geloof dat ik op mijn manier, met hulp van de Engelen, de mensen wil geruststellen: "Ja, we gaan dood, allemaal, maar... ..."

De gebeurtenissen van vandaag de dag lijken de mensheid te 'dwingen' zich aan een meer sobere levenswijze over te geven. Voor het eeuwige heil? In elk geval voor het heil van alle mensen tijdens het gewone, aardse leven. Gewoon eenvoudig leven en dankbaar zijn voor het leven zèlf... dat lijkt de bedoeling.

 

Volgens het wereldwijde web zorgt de sobere levenswijze van Martinus ervoor dat hij in de middeleeuwen een populaire heilige wordt. Rond 316 wordt Martinus in Hongarije geboren. Zijn vader is daar officier in het Romeinse leger. Martinus wordt cavalerist zoals in de lijn der verwachting ligt, maar al jong wil hij het leger verlaten om als soldaat van Christus verder te gaan. Als het zover is, reist hij af naar Poitiers naar bisschop Hilarius. Maar dan vertaalt Patrick Lateur (1997) dat Martinus zich keer op keer verzet om zich in het gewijde ambt te laten bevestigen; hij noemt zichzelf niet waardig genoeg. Bisschop Hilarius beseft daarop in zijn wijsheid dat er maar één manier is om Martinus te dwingen, namelijk hem een taak op te leggen waarmee hij zich op de een of andere manier vernederd kan voelen. Dus stelt de bisschop aan Martinus voor dat hij duivelbezweerder zal worden. Martinus die op díe wijding blijkbaar niet neerbuigend wil neerkijken, accepteert deze taak, en in 1630 kan Jacques (Jacob) Jordaens daarmee enige onsterfelijkheid op Aarde verdienen.

 

Menig bisschop schurkt behaaglijk tegen een wereldlijk heerser aan, maar Martinus houdt zijn ascetische levenswijze stug vol. Uiteindelijk wordt hij hierdoor zo beroemd dat hij door de bevolking wordt voorgedragen als bisschop van Tours. In eerste instantie weigert Martinus, maar hij wordt - volgens het wereldwijde web en de overlevering - verraden door de ganzen in wier hok hij zich heeft verstopt. Martinus moet het hoge ambt alsnog aannemen, maar weet daarbij als abt van Marmoutier in armoede te blijven leven.

In de rooms-katholieke kerk is 11 november - de dag van zijn begrafenis in 397 - zijn feestdag, en in de loop der tijd is hij in West-Europa de beschermheilige van de armen en vele steden geworden. Zelfs van het gehele Frankrijk. In de loop der eeuwen is Sint-Maarten een volksheilige geworden en het wereldwijde web rept van reinigende Sint-Maartensvuren en van de Sint-Maartensliedjes waarmee kinderen, gewapend met foekepotten en lampions, langs de deuren gaan waarbij ze om hout of snoep bedelen. 

 

Natuurlijk heb ik de hagiografie van de hand van Sulpicius Severus gelezen, maar de verdere verdieping in deze laat ik over aan diegenen die zich daartoe voelen aangetrokken. Voor hen heeft Patrick Lateur reeds zijn best gedaan.

Maar laat ik teruggaan naar Doornik; op 13 september 2021 ben ik na zo'n twintig minuten geconcentreerd voelen, bukken en fotograferen behoorlijk moe. Het is hoog tijd om met mijn echtgenoot tai chi te gaan beoefenen. Tevreden met de verzamelde resultaten wandel ik met hem naar het hogere deel van de Franse siertuin in het Museumpark; naar de door ons geliefde grasstrook naast de middeleeuwse pandhofgang van het Hôtel-de-Ville... nog steeds op het terrein van de Sint-Maartensabdij.

Nadat we ontspannen zelf voldoende energie hebben verzameld, wandel ik - afstemmend op de vigerende energie rondom - de siertuin rond; op zoek naar de ononderbroken getekende gele Energielijn. In de zuidwesthoek van de siertuin tref ik haar grens aan: boven een waterafvoerputje. 

 

Bronnen

- Martinus van Tours. Op 1 december 2021 van https://nl.wikipedia.org/wiki/Martinus_van_Tours

- Lateur, P. (vert.) (1997). Sulpicius Severus: Het leven van Sint-Maarten. Tielt: Lannoo.

- Martinus van Tours. Op 1 december 2021 van https://nl.wikipedia.org/wiki/Martinus_van_Tours 

 

---> 292 EEN, TWEE OF DRIE? - Een Koord met Drie Strengen

---> LIEFDE 2021 CT Inhoud

---> QUEESTE

---> HOME